Engels : Nederlands to rule/to reign = heersen/regeren recognition = erkenning overwhelming = overweldigend pledge = belofte the polls = de verkiezingen to suppress = onderdrukken to curb = beperken to abstain from = zich onthouden van to nominate = nomineren/voordragen subject = onderdaan/burger capacity = hoedanigheid refuge = toevlucht(soord) to distribute = verdelen distribution = verdeling merit = verdienste rigorous = streng/drastisch conspiracy = samenzwering prominent = vooraanstaand/prominent to reform = hervormen participation = deelname/participatie sanction = goedkeuring / sanctie/(straf)maatregel to modify = wijzigen session = zitting to consult = overleggen consultation = overleg