Engels : Nederlands folly = dwaasheid plausible = aannemelijk/plausibel to view = bekijken to attend to = letten op to argue = stellen/betogen to envisage = zich voorstellen/zien to dwell on = stil staan bij/uitweiden over unanimous = unaniem thesis = stelling trustworthy = betrouwbaar to resolve = oplossen / besluiten resolution = voornemen/besluit to take account of = rekening houden met to occupy = bezighouden preoccupied = in beslag genomen/verdiept to grasp = begrijpen to recollect/to recall = zich herinneren recollection = herinnering to adhere to = zich houden aan prone = geneigd uncompromising = star/onbuigzaam to reflect = nadenken reckless = roekeloos prodigy = wonderkind