Engels : Nederlands alarmed = ongerust alarm = ongerustheid to humiliate = vernederen humiliation = vernedering whim = gril/opwelling to indulge = toegeven aan amiable = vriendelijk ghastly = afschuwelijke attached to = gehecht aan to fuss = zich druk maken to fancy = zin hebben in to grudge = misgunnen to shrink from = terugdeinzen voor grave = ernstig appalling = afschuwelijk to esteem = waarderen to detest / to abhor = verafschuwen aversion = afkeer resentment = wrok to startle = laten schrikken marvel = wonder anxious = bezorgd / verlangend anxiety = bezorgdheid embarrassing = pijnlijk