Engels : Nederlands adjust (to) = wennen aan apprenticeship = bpv (1) traineeship = bpv (2) training period = bpv (3) are put tot the test = op de proef worden gesteld asset = voordeel assigned = toegewezen assigned accounts = toegewezen klanten attitude = houding benefits = voordelen beverage = drank born and bred = geboren en getogen compulsory = verplicht contribute to (to) = bijdragen aan convey (to) = doorgeven courteous = beleefd demi chef de rang = aankomend gastheer / gastvrouw discerning = onderscheidende emphasis = nadruk envisage = onder ogen zien fluently = vloeiend gained knowledge = kennis vergaard garnishes = garnituur genuine = oprecht language skills = taalvaardigheid legally eligible = wettelijk toegestaan maintenance = onderhoud outlining = uiteenzettend position = baan proposal = voorstel recognition = erkenning recruit (to) = werven reduced rates = kortingstarieven reputable = befaamd request = verzoek requirements = vereisten revenues = inkomsten serviceable = dienstverlenend spare time = vrije tijd trainee = stagiaire valued = gewaardeerd vibrant = levendig vocational training = beroepsopleiding work cohesively (to) = samenwerken