Engels : Nederlands almonds = amandelen vinegar = azijn baking tin = bakblik serve = bedienen, opdienen flour = bloem lemon = citroen hold the plates level = de borden recht houden dough = deeg experience = ervaring peas = erwten you’re welcome = graag gedaan unfortunately = helaas jug = kan cinnamon = kaneel prepare = klaarmaken whisk = kloppen bowl = kom cooking techniques = kooktechnieken spoon = lepel develop = ontwikkelen award = prijs, onderscheiding recipe = recept cream = room melt = smelten cutting techniques = snijtechnieken add = toevoegen skills = vaardigheden move = verhuizen cause = veroorzaken liquid = vloeistof shapes and sizes = vormen en maten salmon = zalm