Engels : Nederlands
Terribly = Verschrikkelijk
Booking / Reservation = Boeking / Reservering
Confirmation = Bevestiging
Normally = Normaal
To complete = Afronden
To receive = Ontvangen
Instead of = In plaats van
Specifically = Specifiek / duidelijk
To require / to need = Nodig hebben
Besides / Furthermore / Moreover = Bovendien
Certainly = Zeker / Onder geen beding
To seem = Schijnen / Lijken
Apparently = Blijkbaar / Kennelijk
Fault = Fout
By the way = Trouwens
To mention = Noemen
Inconvenient(ly) = Ongemakkelijk
Inconvenience = Ongemak
Charge = Kosten / prijs
Per cent = Procent
Discount = Korting
Amount = Bedrag
To continue = Doorgaan / voortduren
To make sure = Er voor zorgen
Medium-size(d) = Middelgroot
Public building = Publieke gebouwen
Prevention = Preventie
Designated = Aangewezen
Personal belongings = Persoonlijke eigendommen
Combustible = Ontvlambaar
Cupboard = Kast
Socket = Stopcontact
To extinguish = Doven / Uitdoen
Do not interfere = (Je) er buiten houden
To position = Neerzetten
Appliance = Apparaat
Adjoining = Naastgelegen
To encourage = Aanmoedigen
To explore = Ontdekken
Circular route = Rondwandeling
Pram = Kinderwagen
Pushchair = Rolstoel
Refreshment = Iets te eten of drinken
Either … or = De één .. of de ander
To proceed = Doorgaan
Gate = Hek
To head for = In de richting gaan van .
Retrace = Weer opzoeken
Sluice = Sluis
To add = Toevoegen
Dogs on a lead = Honden aangelijnd
Countryside = Platteland