Engels : Nederlands
In the mean time / meanwhile = Ondertussen
On the far left = Links achteraan
Starter = Voorgerecht
Mushroom = Champignon
Vegetable soup = Groentesoep
Main dish = Hoofdgerecht
Sandwich = Broodje
Lettuce = Sla
Chips = Patat
Wholetail scampi = Gepaneerde garnaal
Peas = Doperwten
Diet coke = Cola-light
Free drink = Gratis drankje
I would (I’d) prefer ... = Ik heb liever ...
To become available = Vrijkomen
Smoker’s area = Rokersgedeelte
Tomato soup = Tomatensoep
Mussels = Mosselen
Speciality = Specialiteit
Stock = Bouillon
Herbs = Kruiden
Vegetables = Groenten
Fried potatoes = Gebakken aardappelen
Small pan = Pannetje
Sufficient / More than enough = Ruim voldoende
To combine with / to go well with = Combineren met
Belgian = Belgisch
Steak = Biefstuk
Entrecote = Entrecote
The menu = Menukaart
Basket = Mandje
French bread = Stokbrood
Garlic butter = Kruidenboter
Decision = Keuze
Rare = Lichtdoorbakken
Medium = Doorbakken
Well-done = Goed doorbakken
Potato croquettes = Aardappelkroketten
Ashtray = Asbak
In the back = Achterin
Bill = Rekening
Smoked = Gerookt
Salmon = Zalm
Twice / two times = Twee keer
To apologise = Zich verontschuldigen
To pay attention = Opletten
Mistake = Fout
Row = Rij
Fixed price = Vaste prijs
Unlimited = Onbeperkt
Fireworks = Vuurwerk