Engels : Nederlands amount = hoeveelheid; bedrag bank account = bankrekening bank machine (UK) / ATM (US) = geldautomaat banknote (UK) / bill = bankbiljet to borrow = lenen (van) (to be) broke = blut debit card = bankpas coin = munt dime (US) = dubbeltje discount = korting to lend = uitlenen nickel (US) = munt van vijf cent to pay back = terugbetalen piggy bank = spaarvarken receipt = kassabon to sell = verkopen to withdraw = opnemen (geld)