Engels : Nederlands ambiguous = dubbelzinnig, onduidelijk to arouse = opwekken conundrum = mysterie, raadsel conventional = traditioneel, gebruikelijk to convert = verbouwen, veranderen to dabble = zich een beetje bezighouden met to deduce from = afleiden uit to denounce = veroordelen derogatory = beledigend, minachtend disquieting = verontrustend to disrupt = verstoren, ontwrichten to disseminate = verspreiden to evade = ontwijken expedient = gepast fabrication = verzinsel to frequent = regelmatig bezoeken hefty = flink hexagonal = zeshoekig infamous = berucht lurid = luguber outright = totaal rogue wave = monstergolf to seduce = verleiden tenuous = zwak, vaag to withhold = achterhouden