Engels : Nederlands aberration = afwijking abolitionist = tegenstander van slavernij altruistic = onzelfzuchtig, belangeloos to banish = verbannen bigotry = onverdraagzaamheid compatibility = passendheid, verenigbaarheid to crumble = instorten decidedly = zeker, duidelijk to define = vastleggen to degenerate into = ontaarden in dispatch = bericht, rapport dominion = heerschappij effort = inzet, moeite to evaporate = verdampen, vervliegen grievance = grief, klacht inherent = van nature to be rife with = gevuld zijn met paternalism = betutteling to ransack = plunderen to reflect on = nadenken over self-sustaining = zelfvoorzienend subject = onderdaan to subjugate = onderwerpen to take to = iets beginnen te doen upbeat = opgewekt