Engels : Nederlands pull over = aan de kant van de weg stoppen condition = aandoening adjoining = aangrenzend bring about = bereiken regard = beschouwen als promote = bevorderen occupant = bewoner within = binnen (+periode) / binnen domestic = binnenlands what goes around, comes around. = Boontje komt om z'n loontje. lack = een gebrek hebben aan annual = jaarlijks acquaintance = kennis had better = kunnen maar beter / kunnen beter airline company = luchtvaartmaatschappij mighty = machtig provided = mits monk = monnik trivial = weinig voorstellend / onbelangrijk bargain = onderhandelen meanwhile = ondertussen / intussen establish = oprichten change = overstappen cash machine / ATM = pinautomaat schedule = plannen voor een bepaald tijdstip riches = rijkdom wander = rondlopen bird of prey = roofvogel vendor = straatverkoper dozens = tientallen among = tussen / onder exhausted = uitgeput falcon = valk crucial = van enorm belang / cruciaal in advance = van tevoren comparable = vergelijkbaar advanced = vergevorderd display = vertoning departure for = vertrek naar benefit from = voordeel hebben van make progress = vooruitgang boeken mutual = wederzijds What you give is what you get. = Wie goed doet, goed ontmoet.