Engels : Nederlands to acquire = krijgen additionally = bovendien to address = aanspreken to affect = invloed hebben op charitable = liefdadigheids consent = goedkeuring to counter = weerleggen, tegengaan, tegenspreken disability = beperking, handicap to dispute = bestrijden to distinguish = onderscheid maken, onderscheiden elaborate = uitgebreid to elaborate = dieper ingaan op embedded = verankerd to enforce = handhaven to gain = vermeerderen to implement = uitvoeren to perceive = waarnemen, zien to poach = stropen to rally = bij elkaar komen (om iets door te drukken) to resist = zich verzetten tegen sustainable = duurzaam tusk = slagtand valid = geldig