Engels : Nederlands to advance = (be)vorderen condo = appartement to contradict = tegenspreken to disapprove of = afkeuren distinction = onderscheid to embody = belichamen endurance = uithoudingsvermogen genuine = echt, oprecht granted = toegegeven grueling (AmE), gruelling (BrE) = afmattend grumbling = gemoppper to highlight = benadrukken implication = gevolg to impose = opleggen italics = schuingedrukt liberal = ruimdenkend emcee = ceremoniemeester PhD = doctorsgraad pinnacle = hoogtepunt prior to = voorafgaand aan to spark = veroorzaken vocational = beroeps to sustain = behouden union = vakbond virtually = praktisch, vrijwel