Engels : Nederlands abbreviation = afkorting accurate = nauwkeurig to cease = stoppen attire = kleding casting = auditie deception = bedrog to ensure = verzekeren to further = bevorderen grumpy = humeurig to have your period = ongesteld zijn intriguing = boeiend to maintain = onderhouden nutrition = voeding to parade = pronken met to peer = turen to perpetuate = voortzetten to repress = onderdrukken to reflect = nadenken to revolve = draaien to surpass = overtreffen sustenance = voedsel transformation = gedaanteverwisseling transparent = duidelijk to tug = trekken whim = opwelling