Engels : Nederlands to air = uiten anecdote = anekdote to chart = in kaart brengen consciously = bewust to contend = aanvoeren, stellig beweren crease = kreuk to drain = leegmaken to encompass = omringen engaging = aantrekkelijk to envy = benijden evocative = iets oproepend to immerse = onderdompelen incomprehensible = onbegrijpelijk indignity = vernedering jittery = nerveus joints = gewrichten jolted = verward leaden = van lood miraculously = op wonderbaarlijke wijze musing = overpeinzing to nurse = koesteren perceptive = oplettend rebuffed = afgewezen reed = rietstengel revelatory = onthullend to tighten = strakker worden wear = slijtage