Engels : Nederlands advantage = voordeel to assume = veronderstellen, ergens van uitgaan to benefit = voordeel hebben chronic = voortdurend, chronisch consequence = gevolg controversial = omstreden, controversieel emphasis = nadruk depression = depressie, somberheid equality = gelijk(waardig)heid to ignore = negeren in particular = in het bijzonder in practice = in de praktijk majority = meerderheid manageable = hanteerbaar mental = geestelijk, mentaal minority = minderheid to provide = verschaffen pursuit of = jacht op to raise = omhoog brengen, laten stijgen unrestrained = onbeheerst