Engels : Nederlands entrepreneur = entrepreneur to evade = ontwijken to graduate = behalen van het (middelbare school)diploma to impose = opleggen initially = aanvankelijk merit = kracht, verdienste to nurture = koesteren, voeden prior to = voorafgaand aan prodigy = wonderkind to pursue = nastreven to reject = afwijzen to resent = kwalijk nemen to signal = een teken zijn to stick = plakken to subscribe to = abonneren op / ondersteunen subsequently = vervolgens to tinker with = sleutelen, knutselen to boot = op de koop toe turnover = omzet vendor = verkoper