Engels : Nederlands
a lot of noise = veel lawaai
a piece of paper = een vel papier
blackboard = schoolbord
chair = stoel
classroom = klaslokaal
clever = knap, slim
cockerel = haan
computer = computer
desk = (school)tafel
dictionary = woordenboek
eraser = gum
exercise = opdracht, oefening
language = taal
pen and pencil = pen en potlood
pupil = leerling
ruler = liniaal
school = school
schoolbag = schooltas
sharpener = puntenslijper
stapler = nietmachine
table = tafel
that is a pity = dat is jammer
to be silent = stil zijn
to be strict = streng zijn
to draw = tekenen
to learn = leren
to read a book = een boek lezen
to stand up = opstaan
to sit down = gaan zitten
to write down = opschrijven