Engels : Nederlands Hi there / Hey / Hello! = Hallo! Hi Nancy, what have you been up to? = Ha Nancy, hoe staat het leven? Pete, it's been a long time, how are you? = Pete, dat is lang geleden? Hoe gaat het met je? Nice to meet you. = Aangenaam. Where do you live? = Waar woon je? I live in Sussex. = Ik woon in Sussex. I'm fine. How about you? = Met mij gaat het prima. En met jou? He's doing fine. = Het gaat goed met hem. I'm not doing that great. = Het gaat niet zo goed met me. Sorry to hear that. = Dat is vervelend om te horen. I'm feeling dizzy. / I have a headache. = Ik ben duizelig. / Ik heb hoofdpijn. What's the problem? = Wat is er aan de hand? My parents are thirty-seven and forty-four years old. = Mijn ouders zijn zevenendertig en vierenveertig jaar. She has four siblings. = Zij heeft vier broertjes en zusjes. We're twins, my sister is the oldest. = Wij zijn een tweeling, mijn zus is de oudste. Next week is his birthday, he'll turn eighteen. = Volgende week is zijn verjaardag, dan zal hij achttien worden. We're the Jones's. = Wij zijn de familie Jones. Our last name is Mantukari. = Onze familienaam is Mantukari. Luckily, my parents and I get along. = Gelukkig kunnen mijn ouders en ik goed met elkaar opschieten. Having a little brother has its pros and cons. = Het heeft voor- en nadelen om een broertje te hebben. My brother is quite rude. = Mijn broer is nogal onbeleefd. My mother likes walking the dog. = Mijn moeder wandelt graag met de hond. I'm into techno. = Ik houd van techno. He makes great music. = Hij maakt geweldige muziek. Which artist do you like best? = Welke artiest vind jij het beste? What do you think of R&B? = Wat vind je van r&b? What about Beyoncé? = Wat vind je van Beyoncé? I can't stand that music = Ik kan niet tegen die muziek. He's into active holidays. = Hij houdt van actieve vakanties. I prefer wearing blue denim. = Ik draag liever blauwe jeans. I have this dress in three colours: green, purple and turquoise. = Ik heb deze jurk in drie kleuren: groen, paars en turquoise. I never wear skinny jeans. = Ik draag nooit skinny jeans. Are you from ...? = Kom je uit ...? I'm from Canada. = Ik kom uit Canada. That's too bad. = Dat is jammer. That is my baby sister. = Dat is mijn kleine zusje. I am an only child. = Ik ben enig kind. My grandparents are still alive. = Mijn grootouders leven nog steeds. Her granny died last month. = Haar oma stierf vorige maand. My half-sister and I always argue. = Mijn halfzusje en ik hebben altijd ruzie. I have to share my room. = Ik moet m'n kamer delen. This is our dog. It is three months old now. = Dit is onze hond. Hij is nu drie maanden oud. My sister likes shopping. = Mijn zus houdt van winkelen. My father collects cook books. = Mijn vader verzamelt kookboeken. I like to dance to beat music. = Ik dans graag op beatmuziek. I'm a big fan of Justin Bieber. = Ik ben een groot fan van Justin Bieber. I hate / love rap music. = Ik haat / houd van rapmuziek. I enjoy listening to Madonna. = Ik luister graag naar Madonna. Justin Timberlake is a bad / great dancer. = Justin Timberlake is een slechte / geweldige danser. I like hiking / fishing / swimming. = Ik houd van wandelen / vissen / zwemmen. She loves sightseeing / wandering the city. = Ze vindt sightseeing / door de stad dwalen leuk. I'm a big fan of lazy holidays. = Ik ben een groot fan van luie vakanties.