Engels : Nederlands awesome = geweldig absolutely = absoluut agree / disagree = eens / oneens definitely = vast en zeker disgusting = smerig frustrating = frustrerend great = fantastisch hideous = verschrikkelijk No way! = Geen denken aan! perfect = perfect perhaps, maybe = misschien, wellicht pretty = mooi / nogal sure / unsure = zeker / onzeker terrible = vreselijk useful = nuttig useless = nutteloos wonderful / awesome = geweldig