Engels : Nederlands answer = antwoord book / books = boek / boeken champion = kampioen a perfect day = een perfecte dag dreams = dromen exercise = oefening file = module loser = verliezer name = naam party = feest picture = plaatje a new song = een nieuw liedje street = straat world = wereld (to) dance = dansen (to) do = doen (to) fight = vechten (to) hear = horen (to) learn = leren (to) like = leuk vinden (to) listen = luisteren (to) need = nodig hebben (to) search = (op)zoeken (to) work = werken about = over all around / everywhere = overal old = oud together = samen what = wat I hear you. = Ik hoor jou. I learn a lot. = Ik leer veel. I listen to music. = Ik luister naar muziek.