Engels : Nederlands
colour = kleur
flower = bloem
opinion = mening
sign = bord
to [ask for] = vragen om
(to) decorate = inrichten
(to) redecorate = opnieuw inrichten
(to) refurbish = opknappen
blue = blauw
colourful = kleurrijk
cream = crèmekleurig
enough = genoeg
entire = hele
pink = roze
too = te
unfortunately = helaas
variety = afwisseling
Adjectives = Bijvoeglijke naamwoorden
beautiful = mooi
big = groot
cool = gaaf
enormous = gigantisch
fantastic = fantastisch
good = goed
great = gaaf
horrible = afschuwelijk
huge = enorm
large / big = groot
lovely = prachtig
nice = leuk
old = oud
pretty / beautiful = mooi
small = klein
stupid = stom
ugly = lelijk
I enjoy my new room very much. = Ik geniet erg van mijn nieuwe kamer.
The lamp hangs over the table. = De lamp hangt boven de tafel.
Tanya lied about her favourite colour. = Tanya loog over haar favoriete kleur.
Look at the beautiful room. = Kijk naar de mooie kamer.
Show me your record collection. = Laat me je platenverzameling zien.
How will you change your room? = Hoe ga jij je kamer veranderen?
I always make plans for the future. = Ik maak altijd plannen voor de toekomst.
We will remove the curtains. = We gaan de gordijnen weghalen.
Please put the chair back in. = Zet alsjeblieft de stoel terug.
She refurbishes her room. = Ze knapt haar kamer op.
Adina buys blue flowers. = Adina koopt blauwe bloemen.