Engels : Nederlands schedule = schema store = winkel wish = wens (to) move (house) = verhuizen (to) paint = schilderen always = altijd anywhere = ergens everywhere = overal here = hier last week = vorige week last year = vorig jaar never = nooit next month = komende maand next Saturday = komende zaterdag nowhere = nergens often = vaak on time = op tijd sometimes = soms somewhere = ergens there = daar today = vandaag tomorrow = morgen yesterday = gisteren