Engels : Nederlands animal = dier boyfriend = vriendje evening = avond a few = een paar girlfriend = vriendin a hug = knuffel idol = idool parents = ouders phone number = telefoonnummer singer = zanger, zangeres toy = speeltje voice = stem yesterday = gisteren to [be impressed by] = onder de indruk van to [have in common] = gemeen hebben (to) join = erbij komen, meedoen to [play with] = spelen met (to) turn out = blijken (to) understand = begrijpen amazing = geweldig, fantastisch annoying = vervelend around = rondom crazy = gek difficult = moeilijk funny = grappig important = belangrijk in love = verliefd irresistible = onweerstaanbaar nice = leuk, fijn pretty = knap scared = bang sweet = lief tall = lang ten a day = tien per dag wonderful = fantastisch