Engels : Nederlands
apple = appel
backpack = rugtas / rugzak
binder = map
board = bord
book = boek
bookcase = boekenkast
calculator = rekenmachine
chalk = krijt
classroom = klaslokaal
desk = bureau
folder = insteekmapje
globe = wereldbol
highlighter = markeerstift
notebook = schrift
orange = sinaasappel, oranje
pencil = potlood
pencil case = etui
sharpener = puntenslijper
teacher = leraar
timetable = rooster
wall = muur
word list = woordenlijst
(to) pack = inpakken
(to) take = meenemen
(to) teach = onderwijzen, lesgeven
boring = saai
colourful = kleurrijk
cool = gaaf, leuk
excellent = heel goed
leather = leer
named = genaamd
new = nieuw
old = oud
Colours = Kleuren
black = zwart
blue = blauw
brown = bruin
green = groen
grey = grijs
light blue = lichtblauw
orange = oranje
pink = roze
purple = paars
red = rood
white = wit
yellow = geel