Engels : Nederlands artist = artiest language = taal outline = samenvatting sample = voorbeeld shopping list = boodschappenlijstje stick figure = stokfiguur (to) attack = aanvallen (to) change = veranderen to [come in handy] = handig zijn (to) convert = omzetten (to) describe = beschrijven (to) display = laten zien (to) happen = gebeuren (to) hide = verstoppen (to) order = bestellen to [think about] = denken aan another = een ander important = belangrijk