angry glasses to wear
short tall to seem
proud shy bored
to feel How are you? / How are you doing? What's wrong?
Are you okay? How do you feel? I don't feel so good.
I'm fine, thank you. I’m so sad. I feel great!
I'm really happy! I’m a happy person. I smile a lot.
She’s got blonde, curly hair. He’s tall and skinny. Mark always wears a funny T-shirt.
My teacher is really grumpy.
dragen bril boos
lijken lang klein
verveeld verlegen trots
Wat is er aan de hand? Hoe gaat het? voelen
Ik voel me niet zo goed. Hoe voel je je? Gaat het?
Ik voel me geweldig! Ik ben zo verdrietig. Het gaat prima, dank je.
Ik lach erg veel. Ik ben een vrolijk persoon. Ik ben erg blij!
Mark heeft altijd een grappig T-shirt aan. Hij is lang en dun. Ze heeft blond, krullend haar.
Mijn leraar is erg humeurig.