Engels : Nederlands
ranger = parkwachter
to behave = gedragen
pen = hok
horns = hoorns
ivory = ivoor
habitat = leefomgeving
hippo = nijlpaard
to observe = observeren
weed = onkruid
to rescue = redden
reserve = reservaat
tusks = slagtanden
ostrich = struisvogel
branch = tak
droppings = uitwerpselen
fur = vacht
enemy = vijand
to care for = zorgen voor