Engels : Nederlands above sea level = boven zeeniveau airport = vliegveld attractive = mooi, knap, aantrekkelijk below sea level = onder zeeniveau canal = kanaal, gracht capital = hoofdstad city = stad country = land dyke = dijk enormous = enorm, heel groot flat = plat harbour = haven hilly = heuvelachtig huge = groot inhabitant = inwoner monument = monument motorway = snelweg mountain = berg neighbour = buur, buurman, buurvrouw neighbourhood = buurt, wijk river = rivier square = plein tiny = heel klein tourist attraction = toeristische attractie underground = metro village = dorp windmill = windmolen Do you like living in ... ? = Woon je graag in ... ? ... is great, because ... = ... is geweldig, want ... What's it like living in ... ? = Hoe is het om in ... te wonen? escalator = roltrap jacket = jas landscape = landschap seat = zitplaats, stoel to flood = overstromen