Engels : Nederlands What sort of house have you got? = Wat voor soort huis hebben jullie? I live in a terraced house. = Ik woon in een rijtjeshuis. We live in a nice neighbourhood. = We wonen in een leuke buurt. We have a house of our own. = We hebben een eigen huis. We rent a house. = We huren een huis. We are renovating our house. = We zijn ons huis aan het verbouwen. The toilet is in the hall. = Het toilet is in de hal. How many rooms have you got? = Hoe veel kamers hebben jullie? Have you got a bath or a shower? = Hebben jullie een bad of een douche? What's your address? = Wat is jullie adres? What type of house is it? = Wat voor soort huis is het? We have a kitchen and livingroom downstairs. = We hebben een keuken en woonkamer beneden. I've got a bedroom of my own. = Ik heb een eigen slaapkamer. They live in a flat. = Ze wonen in een flat. There are four rooms on the first floor. = Er zijn vier kamers op de eerste verdieping.