Engels : Nederlands You are [above] that kind of behaviour. = Je staat [boven] dat soort gedrag. When he gets [angry], he starts to yell. = Als hij [boos] wordt, begint hij te schreeuwen. We are best friends, therefore we are [close]. = We zijn beste vrienden, daarom zijn we [dik bevriend]. The monkeys are grooming [each other]. = De apen zijn [elkaar] aan het vlooien. We do everything together, he is my best [friend]. = We doen alles samen, hij is mijn beste [vriend / in]. He is very [friendly]. = Hij is heel [vriendelijk]. After we got married, he became my [husband]. = Nadat we waren getrouwd, werd hij mijn [echtgenoot / man] We fell [in love] last summer. = We werden afgelopen zomer [verliefd]. After being in a relationship for ten years, they got [married]. = Nadat ze tien een relatie hadden, zijn ze [getrouwd]. The person living next to you, is your [neighbour]. = De persoon die naast je woont is je [buurman / buurvrouw]. He got very [nervous] thinking about the test tomorrow. = Hij werd heel [zenuwachtig] toen hij aan de toets van morgen dacht. Neighbours live [next to] each other. = Buren wonen [naast] elkaar. For her 16th birthday, she threw an enormous [party]. = Voor haar 16e verjaardag gaf ze een enorm [feestje]. Some girls really like [to chat]. = Sommige meisjes houden veel van [babbelen]. I gave him a (to) [kiss] goodbye. = Ik gaf hem een [kus] bij het afscheid. They (to) [listen to music] and sing along. = Ze [luisteren naar muziek] en zingen mee. It was really nice [to meet] you. = Het was heel leuk om je te [ontmoeten]. The sun is shining, let's go (to) [play] outside. = De zon schijnt, laten we buiten gaan [spelen]. We had [to queue] to get into the cinema, it was very crowded. = We moesten [in de rij staan] voor de bioscoop, het was heel druk. She went [to visit] her aunt in hospital. = Ze ging haar tante [bezoeken] in het ziekenhuis. I can't (to) [wait] to go to Spain next Friday, I wish it was Friday. = Ik kan niet [wachten] tot ik naar Spanje ga volgende vrijdag, ik wou dat het al vrijdag was. We can (to) [watch TV] together if you know any good TV programmes. = We kunnen samen [tv kijken] als je een leuk televisie programma kent. After they got married, she became his [wife]. = Nadat ze waren getrouwd werd zij zijn [echtgenote / vrouw]. We can go [with] or without you. = We kunnen [met] of zonder je gaan. You can borrow my [pencil] to write your letter. = Je kan mijn [potlood] lenen om je brief te schrijven.