I‘ve hurt my leg.
|
When I do that it really hurts.
|
It's getting worse I think.
|
It might be something serious.
|
Have you been to the doctor's?
|
You have to go to the doctor.
|
It'll be OK in a couple of days, I'm sure.
|
My uncle is a General Practitioner.
|
GPs help people with non-life-threatening conditions.
|
A GP usually works in a local surgery.
|
General Practitioners can treat most illnesses.
|
You have to make an appointment.
|
In case of emergency, you should go to an emergency room.
|
A GP also makes house-calls.
|
He can also prescribe a prescription.
|
With your prescription you can go to the pharmacy.
|
|
|
Ik denk dat het erger wordt.
|
Als ik dat doe, doet het echt zeer.
|
Ik heb mijn been bezeerd.
|
Je moet naar de dokter gaan.
|
Ben je naar de dokter geweest?
|
Het kan iets ernstigs zijn.
|
Huisartsen helpen mensen met niet-levensbedreigende aandoeningen.
|
Mijn oom is huisarts.
|
Over een paar dagen is het weer oké, dat weet ik zeker.
|
Je moet een afspraak maken.
|
Huisartsen kunnen de meeste ziekten behandelen.
|
Een huisarts werkt meestal in een lokale praktijk.
|
Hij kan ook een recept voorschrijven.
|
Een huisarts gaat ook op huisbezoek.
|
In geval van nood moet je naar een eerstehulppost gaan.
|
|
|
Met je recept kan je naar de apotheek.
|