ankle

She has broken her ankle.

armpit

He had a smelly armpit.

back

I feel pain in my back.

belly

The baby is growing in her belly.

belly button

She got a piercing in her belly button.

body

The fireman asked us to identify the body.

butt

Sit on your butt.

chest

The old man felt pain in his chest.

ear

An ear is used for listening.

elbow

I banged my elbow against the door.

eye

You use an eye to see.

face

She had a face with beautiful eyes.

feet

The other shoes hurt my feet.

foot

She put the shoe on her left foot.

head

Shake you head if you don't like something.

knee

The man got down on one knee to propose to his girlfriend.

leg

The man fell and broke his leg.

mouth

He gave her a kiss on the mouth.

nail

The girl painted her nails very prettily.

neck

She put the necklace around her neck.

nose

A dog has a good nose.

shoulder

She patted me on the shoulder.

stomach

You may not exercise on a full stomach.

toe

I stubbed my toe against the chair.

wrist

She put the bracelet around her wrist.

rug

Ik voel pijn in mijn rug.

oksel

Hij had een stinkende oksel.

enkel

Ze heeft haar enkel gebroken.

lichaam

De brandweer vroeg ons het lichaam te identificeren.

navel

Ze had een piercing in haar navel.

buik

De baby groeit in haar buik.

oor

Een oor wordt gebruikt om mee te luisteren.

borstkas

De oude man voelde pijn in zijn borstkas.

kont

Zit op je kont.

gezicht

Ze had een gezicht met prachtige ogen.

oog

Je gebruikt een oog om te zien

elleboog

Ik stootte mijn elleboog tegen de deur.

hoofd

Schud je hoofd als je iets niet goed vindt.

voet

Ze deed de schoen aan haar linkervoet.

voeten

Die andere schoenen doen pijn aan mijn voeten.

mond

Hij gaf haar een kus op de mond.

been

De man viel en brak zijn been.

knie

De man ging op één knie om een aanzoek te doen aan zijn vriendin.

neus

Een hond heeft een goede neus.

hals

Ze doet de ketting om haar hals.

nagel

Het meisje lakte haar nagels erg mooi.

teen

Ik stootte mijn teen tegen de stoel.

maag

Je mag niet niet sporten met een volle maag.

schouder

Ze klopte me op de schouder.

pols

Ze deed de armband om haar pols.