mood

I am not in the mood for this.

feel

I (to) feel pain in my back.

feeling

I've got a bad feeling about this abandoned house.

emotion

Being happy is an emotion.

to be fond of

That couple used to be fond of each other

care

Do you think they (to) care about the rules?

to like

You are going to like this, it is so you.

love

My boyfriend and I (to) love each other.

to hate

You do not need to hate all men.

joy

The new baby brought a lot of joy into their lives.

happiness

Everybody wishes for happiness.

wonderful

You look wonderful in that dress.

afraid

My kid is afraid in the dark.

to laugh

Her joke was so funny, everybody started to laugh.

enjoy

I hope you will (to) enjoy my suprise.

pity

I have pity with everyone walking in the rain.

That's a pity. awful

That is an awful thing to say.

to cry

She wanted to cry after hearing the sad news.

tear

He shed a tear after his dog passed away.

angry

I am angry with him for hitting me.

lonely

Henk felt very lonely in his own house.

jealous

My girlfriend is very jealous when I talk to other girls.

silly

Do not worry about something that silly.

serious

He was not kidding, he was serious.

gevoel

Ik heb een slecht gevoel over dit verlaten huis.

voel

Ik voel pijn in mijn rug.

stemming

Ik ben niet in de stemming hiervoor.

zich iets aantrekken

Denk je dat zij zich iets aantrekken van de regels?

dol zijn op, veel houden van

Dat stelletje was dol zijn op, veel houden van elkaar.

emotie

Blij zijn is een emotie.

haten

Je hoeft niet alle mannen te haten.

houden van

Mijn vriend en ik houden van elkaar.

leuk vinden

Je gaat dit leuk vinden, het is echt wat voor jou.

geweldig, heerlijk

Je ziet er geweldig, heerlijk in die jurk.

geluk

Iedereen wenst geluk.

vreugde

De nieuwe baby gaf veel vreugde in hun leven.

genieten

Ik hoop dat je kan genieten van mijn verrassing.

lachen

Haar grapje was zo leuk, iedereen moest lachen.

bang, angstig

Mijn kind is bang, angstig in het donker.

vreselijk, afschuwelijk

Dat is een vreselijk, afschuwelijk iets om te zeggen.

Dat is jammer. medelijden

Ik heb medelijden met iedereen die loopt in de regen.

kwaad

Ik ben kwaad op hem omdat hij me sloeg.

traan

Hij liet een traan nadat zijn hond was overleden.

huilen

Ze wilde huilen na het horen van het slechte nieuws

dwaas, onnozel

Maak je geen zorgen om zoiets dwaas, onnozel.

jaloers

Mijn vriendin wordt heel jaloers als ik met andere meisjes praat.

eenzaam, alleen

Henk voelde zich heel eenzaam, alleen in zijn eigen huis.

serieus

Hij maakte geen grapje, hij was serieus.