Engels : Nederlands When did you buy your [current] cell phone? = Wanneer heb je je [huidige] telefoon gekocht? Which [phone company] do you use? = Welke [provider] gebruik je? Do you have a [monthly plan] or do you use prepaid credit? = Heb je een [abonnement] of gebruik je een prepaid kaart? How much do you spend on your [phone bill]? = Hoeveel geef je uit aan je [telefoonrekening]? Can you [surf the web] with your cell phone? = Kan je [internetten] met je mobieltje? A cell phone can be [convenient] to have. = Het kan [handig] zijn om een mobieltje te hebben. Cell phones are useful [to keep in touch with] family and friends. = Mobieltjes zijn handig om [contact te houden met] familie en vrienden. [However], cell phones have disadvantages. = Mobieltjes hebben [echter] nadelen. In traffic there should be as few [distractions] as possible. = In het verkeer moet er zo weinig mogelijk [afleiding] zijn. The following safety tips are [recommended]: = De volgende veiligheidstips worden [aanbevolen]: [Position] your cell phone within easy reach. = [Plaats] je mobieltje binnen handbereik. Cell phones can be [disruptive] in churches and schools. = Mobieltjes kunnen [storend] zijn in kerken en scholen. Most cell phones have a [vibrating feature]. = De meeste mobieltjes hebben een [trilfunctie]. It is important [to be considerate of others]. = Het is belangrijk om [rekening te houden met anderen]. Read the following [rules of courtesy]: = Lees de volgende [beleefdheidsregels]: Scientists believe that this radiation can cause [nausea]. = Wetenschappers geloven dat straling [misselijkheid] kan veroorzaken. Or even [dizziness]. = Of zelfs [duizeligheid].