borrow

I need to borrow money from my friend.

lend

I hope he will lend me the money.

affect

Sometimes money can affect a friendship.

bad experience

Do you have a bad experience with it?

asking for money

My friend was asking for money.

cheated me out of

He cheated me out of a lot of money.

save

He was trying to save money.

goods

Money is used for the exchange of goods.

coins

Every country has its own coins.

bartered

Before money existed people bartered items.

barter perishable

Some commodities were perishable.

commodity money

So people developed commodity money.

mint

Countries started to mint coins.

value

Coins were given a certain value.

currency

Next the paper currency was introduced.

valuable

Money itself had no longer to be valuable.

redeemable

The British Pound note is redeemable for a pound sterling silver.

een slechte invloed hebben

Soms kan geld een slechte invloed hebben op vriendschap.

lenen

Ik hoop dat hij mij geld wil lenen.

lenen van

Ik moet geld lenen van mijn vriend.

afgetroggeld

Hij heeft me veel geld afgetroggeld.

vroeg om geld

Mijn vriend vroeg om geld.

slechte ervaring

Heb jij er een slechte ervaring mee?

muntstukken

Elk land heeft zijn eigen muntstukken.

goederen

Geld word gebruikt om goederen uit te wisselen.

sparen

Hij probeerde geld te sparen.

bederfelijk

Sommige handelswaar was bederfelijk.

ruilhandel ruilden

Voordat geld bestond ruilden mensen dingen.

waarde

Munten kregen een zekere waarde.

slaan

Landen gingen munten slaan.

geld voor de handel

Dus ontwikkelden mensen geld voor de handel.

tegenwaarde

Het britse pond bankbliljet heeft een tegenwaarde in zilver.

waardevol

Geld zelf hoefde niet meer waardevol te zijn.

valuta

Vervolgens werd de papieren valuta geïntroduceerd.