Engels : Nederlands I need to [borrow] money from my friend. = Ik moet geld [lenen van] mijn vriend. (borrow I hope he will [lend] me the money. = Ik hoop dat hij mij geld wil [lenen]. (lend Sometimes money can [affect] a friendship. = Soms kan geld een [slechte invloed hebben] op vriendschap. Do you have a [bad experience] with it? = Heb jij er een [slechte ervaring] mee? My friend [was asking for money]. = Mijn vriend [vroeg om geld]. He [cheated me out of] a lot of money. = Hij heeft me veel geld [afgetroggeld]. He was trying to [save] money. = Hij probeerde geld te [sparen]. Before there was money people used to [trade]. = Voordat er geld bestond deed men aan [ruilhandel]. They [traded animals] for things they wanted. = Ze [ruilden dieren] voor wat ze wilden hebben. They [traded crops] for what they wanted. = Ze [ruilden gewassen] voor wat ze wilden hebben. They also traded [shells]. = Ze ruilden ook [schelpen]. They sometimes traded [metal tools]. = Soms ruilden ze [metalen gereedschap]. The Chinese made money of [animal skin]. = De Chinezen maakten geld van [dierenhuid]. In about 700 B.C., people made the first round metal [coins]. = In ongeveer 700 voor Christus maakten de mensen de eerste ronde metalen [munten]. Coins of gold and silver were [durable]. = Munten van goud en zilver waren [duurzaam]. These coins could last a long time without becoming [damaged]. = Deze munten konden lang meegaan zonder [beschadigd] te raken. Wampum are necklaces made from [beads] and seashells. = Wampum zijn kettingen gemaakt van [kralen] en zeeschelpen.