Engels : Nederlands You have to go to university to become a dentist. = Je moet naar de universiteit om een tandarts te worden. He came in with a big swelling on his face. = Hij kwam binnen met een grote zwelling op zijn gezicht. I'm going to the dentist for a check-up. = Ik ga naar de tandarts voor een controle. I could work for another dentist in their surgery. = Ik zou kunnen werken voor een andere tandarts in hun praktijk. As a dentist I know how to fix a broken filling. = Als tandarts weet ik hoe je een gebroken vulling kunt maken. Becoming a dentist involves a lot of academic training. = Tandarts worden bestaat uit veel academische training. Orthodontists are specialised in braces. = Orthodontisten zijn gespecialiseerd in beugels. What I love about dentistry is interacting with people. = Wat ik leuk vind aan tandheelkunde is omgaan met mensen. I have a bit of a toothache. = Ik heb een beetje kiespijn. It feels like my tooth is throbbing. = Het voelt alsof mijn tand aan het kloppen is. That doesn't sound good. = Dat klinkt niet best. You should go to a dentist immediately. = Je moet onmiddellijk naar de tandarts gaan. I'll brush my teeth really well. = Ik ga mijn tanden heel goed poetsen. A toothache usually doesn't go away on its own. = Kiespijn gaat meestal niet vanzelf weg. It'll only get worse. = Het gaat alleen maar erger worden. I hate going to the dentist. = Ik heb een hekel aan naar de tandarts gaan. I had a cavity. = Ik had een gaatje. It was a horrible experience. = Het was een verschrikkelijke ervaring. I don't want to go through that again. = Ik wil dat niet nog een keer doormaken. Nobody likes going to the dentist. = Niemand vindt het leuk om naar de tandarts te gaan. Your dental health is really important. = Je gebitsgezondheid is heel belangrijk. Don't postpone making an appointment. = Stel het maken van een afspraak niet uit. Take some paracetamol for the pain. = Neem wat paracetamol in voor de pijn.