Engels : Nederlands
agitation = opwinding / onrust
backlash = reactie / verzet
(to) bear out = ondersteunen / bevestigen
(to) brandish = zwaaien met
(to) commit = beschikbaar stellen / uittrekken
(to) dart = snellen / schieten
estate = woonwijk met sociale huurwoningen
Home Office = ministerie van Binnenlandse Zaken
Home Secretary = minister van Binnenlandse Zaken
indicative = kenmerkend
laundering = witwassen
(to) loot = plunderen
National Health Service = ziekenfonds
on edge = ongedurig / gespannen
(to) put off = van de wijs brengen / [afschrikken]
(to) put off = [van de wijs brengen] / afschrikken
reluctant = onwillig / afkerig
staggering = onthutsend / ontstellend
streak = karaktertrek / tikje / trek
swagger = zelfverzekerde uitstraling