Engels : Nederlands advocate = voorstander (to) alienate = vervreemden / van zich vervreemden dabbling = gescharrel liaison = contactpersoon minister = predikant peer = leeftijdgenoot (to) pelt = bekogelen (to) rescind = intrekken reverend = dominee Secretary of Education = minister van Onderwijs slur = belastering / scheldwoord subset = ondergroep / deelgroep superintendent = hoofdinspecteur survey = enquĂȘte (to) taunt = uitschelden uptick = toename / stijging