Engels : Nederlands (to) amplify = versterken ... [antidote] ... = middel tegen negatieve effecten / [tegengif] audacity = vrijpostigheid / brutaliteit banter = geplaag / scherts benevolent = welwillend bile = humeurigheid cloak = mantel common denominator = gemeenschappelijke noemer covert = heimelijk deindividuation = anoniem worden hive mind = collectief bewustzijn libertarian = vrijgevochten / extreem liberaal loathing = haat / walging morbidly = ziekelijk pack = groep pejorative = kleinerende reactie prerequisite = noodzakelijke voorwaarde (to) prevail = de overhand hebben / gelden rascality = onbeschoftheid refuge = schuilplaats (to) restrain = binnen de perken houden robust = stoer (to) set back = een behoorlijke klap zijn voor (to) taint = infecteren / aantasten trawl = zoektocht uninhibited = ongeremd vicious = gemeen virtuous = eerlijk / rechtschapen vitriol = venijn / bijtende kritiek