Engels : Nederlands allegation = beschuldiging / aantijging asset = aanwinst / pluspunt (to) badmouth = kwaadspreken van (to) blindside = overrompelen / onaangenaam verrassen before long = binnenkort (to) carve up = opdelen chivalry = ridderlijkheid custody = voogdij draped = gedrapeerd / hangend endorsement = reclame voor een product (to) go viral = een hit worden op internet gratifying = aangenaam / bevredigend (to) inundate = overspoelen hell-bent = vastbesloten prank = grap significant = aanzienlijk slander = laster (to) spew = braken / spuwen spouse = echtgenoot of echtgenote stint = periode (to) sue = voor het gerecht dagen