Engels : Nederlands affluent = rijk / welgesteld conundrum = raadselachtige kwestie (to) dissipate = verdwijnen (to) edify = opbouwen entrenched = verankerd / diepgeworteld ferociousness = meedogenloosheid humane = menslievend ineffably = onbegrijpelijk maar waar (to) lag behind = achterliggen (to) prioritise = prioriteit geven aan raise = salarisverhoging / opslag (to) rig = in elkaar zetten rung = trede / sport savvy = gezond verstand smirk = aanstellerig lachje sound = solide / betrouwbaar stratum = stand taunting = pesterij / minachting (to) whizz = zoeven