Engels : Nederlands (to) auction off = veilen catch = valkuil / addertje onder het gras commitment = verplichting / betrokkenheid daunting = afschrikwekkend disadvantaged = achtergesteld / minder bevoorrecht (to) discharge = ontslaan An [entrepreneur] runs his own business. = Een [ondernemer] runs zijn eigen zaak. humble = nederig (to) modify = aanpassen random = willekeurig sanctimonious = schijnheilig / hypocriet cleft lip = hazenlip self-absorbed = egocentrisch self-indulgent = zelfgenoegzaam