Engels : Nederlands (to) alleviate = verlichten ailment = aandoening (to) contain = beheersen / in bedwang houden delusion = waanidee (to) extract = loskrijgen notch = stukje predominantly = hoofdzakelijk (to) shrug off = negeren (to) solicit = vragen om stubble = stoppelbaard trait = karaktertrek unwarranted = ongegrond ward = afdeling beneficial = nuttig bewhiskered = met bakkebaarden brooding = dreigend Cockney = Londen-dialect East End endorsement = onderschrijving mindfulness = alertheid / aandachtsgerichtheid roly-poly = kort en dik sequestered = geïsoleerd squeezed = geperst stupendously = verbazingwekkend