Engels : Nederlands (to) devise = bedenken (to) forge = scheppen / vormen accountability = verantwoordelijkheid / toerekenbaarheid (to) dampen = temperen demeanour = manier van doen disengagement = het losmaken (to) exert = uitoefenen / inzetten lipid = vet sophomore = tweedejaars student (to) stump = in het nauw drijven wick = wiek / pit / lont