cat

My cat sleeps all day.

dog

I have got a dog.

brown

He has brown fur.

eyes

She has dark eyes.

birthday

I got my pet on my birthday.

pet

I don't like my pet when he gets angry.

Cats

Cats eat catfood.

dogs

Do you like dogs?

tame

My rat is tame.

farm

A chicken lives on a farm.

spider

A spider has six legs.

white

Our dog is white and brown.

sheep

A sheep eats grass.

hairy

A cat is a hairy animal.

Snakes

Snakes can be dangerous.

bruine

Hij heeft een bruine vacht.

hond

Ik heb een hond.

poes

Mijn poes slaapt de hele dag.

huisdier

Ik hou niet van mijn huisdier als hij boos wordt.

verjaardag

Ik heb mijn huisdier op mijn verjaardag.

ogen

Ze heeft donkere ogen.

tam

Mijn rat is tam.

honden

Hou jij van honden?

Katten

Katten eten kattevoer.

wit

Onze hond is wit en bruin

spin

Een spin heeft zes poten.

boerderij

Een kip leeft op de boerderij.

Slangen

Slangen kunnen gevaarlijk zijn.

harig

Een kat is een harig beest.

schaap

Een schaap eet gras.