Engels : Nederlands Our dog is [black] and white. = Onze hond is [zwart] met wit. Its fur is very [soft]. = Zijn vacht is erg [zacht]. I am very fond of my [rabbit]. = Ik ben dol op mijn [konijn]. Do you have any [pets]? = Heb jij [huisdieren]? I don't like [animals]. = Ik hou niet van [dieren]. He walks his dog [three] times a day. = Hij laat [drie] keer per dag zijn hond uit. We visit the [zoo] twice a year. = We bezoeken de [dierentuin] twee keer per jaar. I am against animal [experiments]. = Ik ben tegen [experimenten] op dieren. I am a [vegetarian]. = Ik ben [vegetarier]. I would like a [puppy]. = Ik zou graag een [pup] hebben. [Owls] sleep during the day. = [Uilen] slapen overdag. [Birds] have feathers. = [Vogels] hebben veren. [Wolves] live in the forest. = [Wolven] leven in het bos. [Bats] eat insects and fruit. = [Vleermuizen] eten insecten en fruit. I love to take care of my [guinea pig]. = Ik hou ervan om te zorgen voor mijn [cavia].