feel

Can you feel this?

medicine

Can you prescribe some medicine?

nauseous

Do you feel nauseous?

pain killers

Do you sell pain killers?

Get well soon! nose

He hit me on the nose.

hit

I hit my toe on the door.

tooth

My tooth broke off.

finger

She busted her finger.

pill

Take a pill twice a day.

leg

There is a plaster cast on my leg.

prescription

This is a doctor's prescription.

hurt

Where does it hurt?

operation

You need an operation.

bed rest

You need lots of bed rest.

misselijk

Ben je misselijk?

medicijnen

Kunt u mij medicijnen geven?

Voel

Voel je dit?

neus

Hij sloeg me op mijn neus.

Beterschap! pijnstillers

Verkoopt u pijnstillers?

vinger

Ze brak haar vinger.

tand

Mijn tand brak af.

stootte

Ik stootte mijn teen tegen de deur.

recept

Dit is het recept van de dokter.

been

Mijn been zit in het gips.

pil

Neem twee keer per dag een pil.

bedrust

Je moet veel bedrust.

geopereerd

Je moet geopereerd worden.

pijn

Waar doet het pijn?