Engels : Nederlands
A flood! Tonight the entire world will be flooded with water [again]! = Een overstroming! Vannacht wordt de hele wereld [opnieuw] overspoeld met water!
Which letter of the [alphabet] = alfabet
can you guess the [answer]? = kan je het [antwoord] raden?
Then one day, he visited a sick man [at home]. = Op een dag, bezocht hij een zieke man [thuis].
The thin man is standing [behind] the girl. = achter
It was a [big] dog. = groot / stevig
Look on the [bright] side, she might turn out to be a nice, beautiful girl. = opgewekt / intelligent
Well, show me how [clever] you are. = slim / handig
She has brown [eye]s and blonde hair. = oog
My grandfather has grey [hair]. = haar
Now, that is your wonderful, [handsome] older brother. = knap / mooi
something [nice] like that? = aardig / leuk
Aside from an abundance of [short] skirts. = klein / kort
You saw a man in a suit with a [slim] build. = slank
stupid = stom / dom
thin = dun / mager
You have so much [to enjoy] = plezier hebben in
(to) hate = haten / niet kunnen uitstaan
Sookie, [listen] for me. = luisteren
DRAKE: [run] for it! = rennen
Do you [want] some coffee? = willen
When I get to Canada, I'll [write] you a postcard... = schrijven
I might need your help protecting our small [town]. = stad
[ugly] is the opposite of beautiful. = lelijk
village = dorp